Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [36]Om des bergs Sions wil, die verwoest is, waar [37]de vossen op lopen. 36. Dit inzonderheid doet mijn hart wee, dat die plaats waar de godsdienst placht geoefend te worden, ter ere van Gods heiligen naam, nu zo woest en verlaten ligt. 37. Dat is, dat de arglistige bedriegelijke mensen, naar hun lust, zich daar vermaken en hun moedwil drijven. Vergelijk Ps.12:9; Jes.34:11, enz. De arglistige mensen worden ook vossen genoemd, Hoogl.2:15; Luk.13:32. Doch hier kan het ook wel naar de letter genomen worden, alsof de profeet zeide: Ik bedroef mij hartelijk zeer daarin, dat die schone voortreffelijke stad Jeruzalem, mitsgaders die schone tempel, nu dus verwoest liggen, dat de vossen, die anderszins voor de mensen vervaard zijn, daar vrijelijk lopen en spelen. Vergelijk hiermede Ps.102:7,8; Hos.9:6, en Hos.10:8, belangende gruwelijke verwoestingen.